Carnaval in Maria-Heide is voorzichtig begonnen. Openbare feesten organiseren voor mannen en vrouwen, verkleed gaan en daarbij een goed glas drinken paste eigenlijk niet in die tijd. Daar kon niets goeds van komen, er was angst voor zedenverwildering. Nog in de jaren ‘50 schreef de toenmalige deken van Tilburg: “……waar carnaval nog niet bestaat en het dus gaat over de invoering van een dergelijke viering van carnaval, daar zal de geestelijkheid zich moeten verzetten vanwege de ernstige gevolgen voor het zieleheil. Personen die de leiding nemen, kunnen het goed bedoelen, maar zij zullen niet kunnen voorkomen, dat er ongelukken gebeuren. En daarom zijn zij onverantwoord bezig”.
Ruim 10 jaar later was die bezorgdheid verdwenen en in ’68 schreef bisschop Bluyssen “—- rangen en standen zijn er uitgewist, het is één grote broederschap waarin allen vriendschappelijk met elkaar omgaan….”.
In die tijd en in die sfeer ontstond het carnaval in Maria-Heide.
Eigenlijk is een eerste stap gezet in 1954. In café Tramstation van Tinus Dobbelsteen zaten op vastenavondzondag na de Hoogmis een aantal mensen bijeen, waaronder in ieder geval Piet Dobbelsteen, Harrie van Eck, Ties en Wim van den Tillaar en Harrie Schepens, die vonden dat er ’s avonds een gezellige carnavalsavond moest zijn met een echte prins. Die prins werd Harrie van Eck en hij noemde zich Prins Kobus Kuch I van Pikkeldonk. Zijn hofkleding bestond uit grote reclamebiljetten uit het café die hem werden omgehangen en zo werd er drie dagen feest gevierd. Iedere cafébezoeker moest bij de ingang F. 2,50 betalen die vervolgens in bier werd omgezet (daar kon je in die tijd nog zo’n 8 glazen bier van kopen). Op dinsdagavond 24.00 uur werd de prins symbolisch afgevoerd, gebonden op een ladder en vervolgens in het weiland naast café De Mol onder grote belangstelling van de deelnemers in brand gestoken. In 1955 werd dit feest nog eenmaal herhaald, maar daarna was het enkele jaren stil.
Eind 1961 is de draad weer opgepakt door de volgende generatie. Het begin lag weer in café Tramstation van Theo van de Tillart waar 12 jongelieden bij elkaar zitten om een echt Hei’s carnaval te gaan organiseren. Piet de Bie, Jan van Boxmeer, Jan van den Brand, Jas van den Broek, Harrie van de Graaf, Antoon van Hees, Bert van Hoof, Gerard de Mol, Gerard van Os, Huub van Os, Martien Peters en Albert Verbruggen gaan van start als Raad van Elf en Prins van de Heikrikkels. In de regio is het de eerste officiële vereniging, alle omliggende dorpen volgen pas later in de jaren ’60.
De start is nog onzeker. Hoe zal de Heise gemeenschap er over denken? De mening van de Tilburgse deken mag dan wel tanende zijn, aan de uitspraak van Bluyssen zijn we in die tijd zeker ook nog niet toe. Wat verwachten de mensen van ons, wat hebben we te bieden, wat kun je wel en niet doen in de Hei, wat zegt de pastoor ervan, hoe strookt het met het 40-urengebed, worden we niet voor gek versleten??
De start is ook bescheiden. In 1962 wordt er één avond carnaval gevierd in de drie café’s (de Mol, van Oort en de Trambar), we brengen zo’n 50 carnavalvierders op de been, het bestuur over de Heikrikkels wordt door Piet Dobbelsteen (loco-burgemeester van Veghel) en Thies v.d. Tillaar (voorzitter Stichting Buurtschappen) officieel, staande op een stoel in de kroeg, overgedragen aan de Prins en zijn Raad, en na een kroegentocht, het uitreiken van enkele medailles en het plengen van de nodige offers aan Bachus, wordt de mascotte, Janus Krikkel, plechtig in de fik gestoken. De kleding van de prins, een oud zwartepietenpak en een verfomfaaide oude steek, kunnen weer terug naar de uitlener, de raadspakken, zwart-witte jas en wit-zwarte broek, kunnen in de kast en ieder moet f. 3,75 bijbetalen want de prins heeft meer consumpties weggegeven dan er geld in de kas zat.
Het eerste jaar zit er op en het is geslaagd.
Het is nu zaak om de zaak bijeen te houden, te zorgen voor continuïteit en de activiteiten uit te breiden. In de beginjaren is de bezetting van Raad van Elf en het vinden van een prins nog best een probleem; we zijn dan nog steeds niet zo populair dat iedereen staat te dringen om lid te worden van de club. We zien dan ook terugkerende prinsenkoppen: Jan van den Brand is 5 jaar prins, Jan van Boxmeer, Jan van Hoof en Maurice Bogaers ieder 2 jaar.
In volgende jaren worden de activiteiten steeds uitgebreid en dus valt er steeds meer te organiseren en te financieren.
– zieken worden bezocht, thuis en in het ziekenhuis, een dankbaar werk
– bezoek aan de oude vrouwkes in het klooster, met een glas bier en polonaise met Jan van den Hurk op zijn accordeon
– kindercarnaval, in samenwerking met de scholen, onder de ogen van een bezorgde meneer van Son, zich afvragend of die club wel verantwoord met de kinderen zou kunnen omgaan
– carnavalsavond voor de ouderen, dat kweekte echte goodwill
– carnavalskrant “De Heikrikkel”
– uitbreiding van de carnavalviering met de dinsdagavond
– Prinsenbal en Prinsenreceptie
– tienerbal op carnaval-zondag, de groep die wat verloren liep tussen schoolcarnaval en de feestavonden
– oprichting van de boerenkapel “De Krikkelblaozers”, konden we ons eindelijk presenteren zonder muziek van buiten te moeten inhuren
– matinee op maandag
– de bonte Ôvunde
– Jeugdprins en Jeugdraad van Elf
Uitbreiding van de activiteiten betekende ook dat er steeds meer geld nodig was om de zaken te financieren. De eerste jaren leefden we van de sponsorbijdragen van de kasteleins en een bescheiden subsidie van de Stichting Buurtschappen. In de volgende jaren werd de kas daarnaast gevuld met advertentie-opbrengsten waardoor het mogelijk was om “De Heikrikkel” gratis te verspreiden, de vla-actie (we gingen de deuren langs met één type vla, maar naar de wens van de koper verkochten we hem als kruimelvla, gewone vla of botervla) en de frites-actie (op grote gasbranders werd bij de Mol frites gebakken die vervolgens in geïsoleerde eierkisten werd uitgevent). Omdat de activiteiten groeiden en steeds meer mensen daaraan gingen deelnemen ontstond de behoefte aan een grotere ruimte. We konden het carnaval verplaatsen naar de gymzaal achter de jongensschool en later naar de Ericahal. Doordat we hier in eigen beheer de horeca konden verzorgen ontstond er meer financiële armslag en konden we een boerenkapel oprichten, instrumenten aanschaffen en een dirigent aanstellen.
Intussen werd carnaval steeds populairder in de regio. In het ene na het andere dorp in de buurt werd een carnavalsvereniging opgericht en daarmee ontstonden goede contacten. De beste relaties waren er in die tijd met de Pierenslikkers in Vorstenbosch, de Reigers in Zijtaart, de Uilen in Erp en de Knoerissen in Uden. Met de Kuussen in Veghel verliep het contact erg moeizaam. Bij de oprichting van C.V. De Kuussen gingen zowel de gemeente als de De Kuussen ervan uit dat de kerkdorpen zouden afzien van het hebben van een eigen Prins, Raad en optocht en zich zouden scharen onder de vleugels van de Kuussen. Dit ging zelfs zover dat een gemeentelijke subsidie voor het organiseren van het kindercarnaval in de gemeente Veghel, voor Maria-Heide werd gekoppeld aan de bereidheid om de eigen Prins in te leveren. Deze chantage was uiteraard tegen het zere been van alles wat zich Heikrikkel voelde. Onze toenmalige prins, Jan van Hoof, spuwde vuur als hij het woord Veghel of Kuussen hoorde vallen. Na enkele jaren zag Veghel in dat carnavalsgrenzen worden bepaald door de natuurlijke grens van de leefgemeenschap, het kerkdorp, en niet door kunstmatige gemeentegrenzen. Dat was het startpunt voor normale verhoudingen en sindsdien zijn de relaties met Veghel uitstekend.
Na een zeer bescheiden begin groeide de carnavalviering in Maria-Heide uit tot groots feest op hoog niveau. Is dit de verdienste van Carnavalsvereniging De Heikrikkels? Ja, voor een groot deel beslist en zeker. Maar belangrijker is nog de enorme medewerking van de Heise mensen bij de organisatie en uitvoering van de verschillende activiteiten en de mentaliteit van alle Heise mensen:Men is er op uit om te helpen, gezamenlijk er iets van te maken, plezier te hebben en vooral om geen verschil te maken. C.V. De Heikrikkels is nodig als organisator, maar “De Heikrikkels”zonder Heikrikkels zouden er niet gekomen zijn.
Jan van den Brand